Omschrijving moeilijkheidsgradaties.
Voor het toerskiën worden, op de kaarten en in de gidsjes, twee gradaties
toegepast , een oude en een nieuwe.
Graad | Omschrijving | Stijlheid | Landschap beklimming en afdaling | Vernauwingen bij de afdaling | Geëxponeerd |
L | leicht | onder de 28º | licht, heuvelig, met gladde ondergrond | Geen vernauwingen. | Geen risico op wegglijden. |
- WS + |
wenig schwierig | om nabij de 30º | In het algemeen overzichtelijke hellingen met zo nu en dan korte steile stukken. Geulen, heuvels, rotsen kunnen nog ontweken worden. Spitzkehren is noodzakelijk. | Vernauwingen zijn kort en vlak waarbij je de ski's kan laten "lopen". | Korte, licht uitlopende stukken waarbij je kan wegglijden. |
- ZS + |
ziemlich schwierig | om nabij de 35º | Korte steile stukken zonder uitwijkmoglijkheden, de opeenvolging van hindernissen in matig steil terrein vereist een goede reactie vermogen. | Vernauwingen zijn nog kort maar stijler, afremmen om vaart te verminderen is noodzakelijk. | Langere hellingen waarop je kan wegglijden maar voorzien van heuvels waarop je kan remmen. (kans op verwonding) |
- S + |
schwierig | om nabij de 40º | Steile hellingen zonder uitwijkmoglijkheden, standvastige spitzkehren vereist, de vele hindernissen vereisen een goed ontwikkelde ski techniek. | Vernauwingen zijn lang en stijl, vlakke ondergrond, kurzschwingen is nog mogelijk. | Langere hellingen waarop je kan wegglijden. Mogelijk kan je bij uitglijden rotsblokken of los gesteente raakt. (bij een harde sneeuwlaag levensgevaar) |
- SS + |
sehr schwierig | om nabij de 45º | In het algemeen zeer steile hellingen, vaak met rotsblokken, vele hindernissen na elkaar. | Vernauwingen zijn zeer lang en zeer stijl, ruwe ondergrond, kurzschwingen wordt bemoeilijkt. | Hellingen waarop je kan wegglijden gaan over in een groter verval. (levensgevaarlijk) |
AS | ausserordentlich schwierig | om nabij de 50º | Uiterst steile flanken, geen mogelijkheid tot uitrusten tijdens de afdaling. | Een reeks van zeer lange en steile vernauwingen, veelal alleen af te dalen doormiddel van Abrutschen of omspringen. | Extreem geëxponeerd. |
EX | extrem schwierig | 55º of meer | Extreme steile hellingen en couloirs, voorbehouden aan experts. | Eventueel Abseilen over rotsblokken noodzakelijk. | - |
Graad | Omschrijving | Geländeform | Engpässe in der Abfahrt | Ausgesetztheit |
MS | mittlerer Skifahrer (1) | Flaches bis rnässig steiles Gelände. Nur vereinzelte, kurze, gut ausfahrbare Steilstufen. | Engpässe sind flach oder können gut abgerutscht werden. | Keine oder wenig Grä ben und Buckel. Abrutschgefahr gering. |
GS | guter Skifahrer (2) | Mässig steiles bis steiles Gelände. | Steile Passagen bieten noch recht viel Bewegungsfreiheit. Vereinzelte Engpässe die geschwungen werden müssen. | Vermehrt Gräben und
Buckel. Abrutschgefahr. |
SGS | sehr guter Skifahrer (3) | Steiles bis schr steiles Gelände, das in der Regel in der Fallinie befahren werden muss. | Viele Engpässe, oft kurz hintereinander. Schmale Rücken, die mit Kurzschwingen in der Fallinie abzufahren sind. | Holpriges,
rauhes Gelände. Ausrutschen kann schwerwiegende Folgen haben (Felsstufen,
tiefe Gräben etc.). |
MA | mittlerer Alpin-Skifahrer (4) | |||
GA |
guter Alpin-Skifahrer (5) |
|||
SGA |
sehr gut |
Geländeform
und skitechnische Schwierigkeiten wie MS, GS, SGS
Zusätzliche
Gefahren und Anforderungen für MA, GA, SGA: Gletscherspalten,
Streckenabschnitte, in denen Stufen geschlagen werden rnüssen. Mit
aufgebundenen Skis zurück- zulegende Steilstufen, Couloirs, Kletterstellen. Der
Alpinski- fahrer ist im Gebrauch von Seil, Pickel und Steigeisen geübt und in
der Lage, spezifische Gefahren des Hochgebirges zu erkennen.
Grundsatz.-
Die Schwierigkeitsangaben beziehen sich ausschliesslich auf die Strecke zwischen
Ausgangspunkt und Skidepot.